donderdag 13 december 2012

Thuis opdracht 5 lijn, vlak, structuur


Opdracht 5                                                                         Lijnen-Vlakken-Structuren

bespreking  10/11 januari

·        Maak een compositie van architectuur, technische objecten, staalconstructies of hijskranen etc.
·        De foto’s worden zwart-wit afgedrukt. Alles zal dus in zwart, wit en grijstinten te zien zijn. Let daarop tijdens het fotograferen.
·        Maak foto’s waar de nadruk op vlakken ligt
·        Maak foto’s waar de nadruk op lijnen ligt
·        Maak foto’s waar de nadruk op structuur ligt (denk aan roestige oppervlakken etc.)
·        Zet je camera op de diafragma voorkeur stand (A of AV) zodat je de scherpte diepte kan bepalen of de manual (M) stand zodat je de diafragma en de sluitertijd kan bepalen.
·        Zorg dat het een “grafisch” geheel wordt.
·        Let op je kader! Probeer met je kader ook de nadruk op de lijn, vlak en structuren in het beeld te leggen.
·        Vervolgens ga je het beeld bewerken in Adobe elements. Zet de foto om in zwart-wit :
verbeteren – omzetten in zwart-wit
Ga vervolgens kijken of de contrasten verhoogt moet worden:
verbeteren- belichting aanpassen – contrast
verbeteren – belichting aanpassen – niveaus
·        Druk van elk onderwerp een foto af in 20-30 (dus 1 lijn, 1 vlak en 1 structuur)
·        Druk van elk onderwerp nog een contactvel af.
Mocht dit nog niet lukken zet je de foto’s op een USB-stickje

 lijnen
 structuur
 vlakken
lijnen/vlakken

donderdag 6 december 2012

In de les - RAW bewerken

Klik op de onderstaande link om de bestanden te downloaden. Sla de bestanden op op het bureaublad. We gaan deze RAW-bestanden bewerken in photoshop Elements.

Een RAW-bestand is eigenlijk nog geen foto. Pas als je het bestand opent in photoshop, kun je het als het ware 'ontwikkelen', net als vroeger, maar dan digitaal en met veel meer mogelijkheden. Je kunt bijvoorbeeld de belichting of de witbalans aanpassen zonder dat er kwaliteit verloren gaat.

https://www.wetransfer.com/dl/eSKzRk6y/551f458ab109b10fe2fb959aee23ab20e0f4080fd65002efe15106a1d068a895fa2f22666ca634e

maandag 3 december 2012

Les 10: Elements: Bewerken niveaus en met lagen

In les 10 hebben we gewerkt met niveaus waarin we de belichting en het contrast konden aanpassen

zie hier een link naar een filmpje waar het uitgelegd worden

Niveaus (levels)
http://www.youtube.com/watch?v=sWTIRPTQ3G0

Ook hebben we gewerkt met lagen om twee belichtingen te combineren. Zo hebben we het uitzicht van de onderstaande raam (foto1) geplakt in de foto van de lichtere kamer (foto2). Dit kan natuurlijk ook met andere elementen.

Lagen (layers)
element selecteren

lagen maken
* wij hebben de randjes nog bewerkt met de gum (die haalde je uit je "tools")

 foto1
foto2

Les 10: histogram


bekijk hier een filmpje met een uitleg over histogrammen:

Histogram


Het histogram van een digitale foto is een grafiek van het aantal pixels per helderheidswaarde. De hoogte van de grafiek (verticaal) geeft het aantal pixels weer van een bepaalde helderheid in jouw foto. De gradaties van helderheid vind je op de horizontale as van het histogram en die lopen van volledig zwart aan de linkerkant tot volledig wit aan de rechterkant. De vorm van het histogram bevat belangrijke informatie over je foto.

Grijswaarden en kleur

In het histogram gaat het om helderheid van pixels in je digitale foto en niet om de kleur. Felrood en knalgeel vind je aan de rechterkant en donkergroen en donkerblauw aan de linker kant van het histogram. Als je je digitale foto omzet naar zwart-wit, blijft het histogram precies hetzelfde. Het histogram is dus feitelijk een grafiek van grijswaarden. Ofwel een optelsom van drie histogrammen, voor elk van de kleurkanalen rood, groen en blauw in je digitale foto.

'Ideaal' histogram en clipping

Uit de zwart-wit fotografie komt het idee dat een 'ideale' foto zowel zuiver zwart als puur wit moet bevatten. Dat leidt tot een histogram waaraan je kunt zien dat er voor elke helderheidswaarde of toonwaarde, van zwart (links) tot wit (rechts) pixels in de digitale foto voorkomen. Een voorbeeld is de foto van de voetgangersbrug: over de hele breedte van het histogram heeft de grafiek een bepaalde hoogte (met zwart daaronder).
In een 'ideale' foto loopt het histogram af naar de linker- en rechterkant toe. Er zijn maar weinig pixels pikzwart of zuiver wit. Je hebt nuances van zwart en wit nodig om details in donkere en lichte delen van je foto te zien: de 'bergjes' aan pixels die wat verder van de linker- respectievelijk rechterkant van histogram staan. De breedte van het histogram geeft alle mogelijke waarden van helderheid weer die de sensor van je camera kan 'zien': het dynamisch bereik. Als je camera een 'zwarter dan zwart' nuance of toonwaarde tegenkomt, wordt daar pikzwart van gemaakt. Dat leidt tot een piek(je) helemaal aan de linkerkant van je histogram. Er horen in de foto nog toonwaarden links van je histogram, maar die zijn afgeknipt. Het Engelse fotobegrip hiervoor is: clipping. Hetzelfde kan gebeuren met 'witter dan wit' toonwaarden aan de rechterkant van je histogram. Clipping herken je dus aan het oplopen in plaats van aflopen van het histogram aan een of beide uiteinden van het histogram. Dit leidt tot stukken van je foto zonder details: dichtgelopen zwart of uitgebeten wit. Dat hoeft niet erg te zijn en misschien is het wel jouw creatieve bedoeling met de foto. Een beetje clipping is niet te vermijden door het beperkte dynamisch bereik (verschil tussen licht en donker) van je digitale camera, dat altijd minder is dan het bereik van je ogen.
Een voorbeeld van clipping of afknippen van te lichte en/of te donkere toonwaarden zie je hieronder. Er zijn veel nuances weggevallen in het witte doek (piek helemaal rechts in het histogram) en in de zwarte schaduwen onder de tafeltjes en in de struiken (piek helemaal links). Deze situatie heeft een te groot verschil tussen lichte en donkere gedeeltes om in 1 digitale foto weer te geven. Dat is in dit geval geen ramp: er zijn veel middentonen (vlakke deel middenin het histogram) waardoor de bezoekers goed zichtbaar zijn en daar was het de fotograaf om te doen. Deze foto met (veel) clipping is wel veel contrastrijker dan de foto hierboven met een 'ideaal' histogram.
In het histogram van heel veel foto's is clipping te zien. Het is vaak niet mogelijk zowel de details in de wolkenlucht als de details van het landschap daaronder tegelijk goed in één digitale foto te krijgen. Je accepteert dan clipping aan een van beide kanten van het histogram. Bij een onderwerp dat veel lichter of veel donkerder is dan de achtergrond, kun je na het maken van de foto met het histogram controleren of alle details van je onderwerp goed op de foto staan: bij een relatief licht onderwerp is dat het geval als er aan de rechterkant van het histogram geen clipping te zien is. Bij een donker onderwerp mag je aan de linkerkant van het histogram geen clipping zien.


Overbelicht en onderbelicht

De foto van het veld klaprozen is te donker, ondanks dat aan de schaduw onder de boom te zien is dat de zon schijnt en de felle kleur van de bloemen. Uit het histogram blijkt dat het rechter deel van het histogram, ongeveer een derde, geen pixels bevat: er is alleen het grijze kader te zien en geen zwart oppervlak. In deze foto ontbreken de lichtere toonwaarden helemaal, zodat deze een te donkere en doffe indruk maakt. De foto is niet goed belicht maar onderbelicht. Door de belichting te corrigeren, bijvoorbeeld door een langere sluitertijd te kiezen bij hetzelfde diafragma en ISO waarde, ontstaat een foto met pixels in alle toonwaarden: de grafiek vult de hele breedte van het histogram. De pieken aan de linkerkant van de foto zijn nu meer naar het midden opgeschoven. Dat betekent dat de middentonen, die in deze foto veel voorkomen, nu op de juiste plaats in het histogram (rond het midden) voorkomen: de foto rechtsonder is nu goed belicht. De foto bevat niet veel hoge lichten (het zwarte lijntje aan de rechterkant) maar ze zijn er wel.

In de les hebben we verschillende histogrammen bekeken en aangepast met niveaus in Adobe Elements. Deze is te vinden bij: verbeteren- belichting aanpassen - niveaus

Daarnaast hebben we in RAW-bestanden veel bewerkt


RAW-bestanden
In je camera kan je via je menu de foto kwaliteid instellen. Daar staat ook RAW bij.
Wat is RAW? RAW is een manier om digitale afbeeldingen op te slaan en staat voor "onbewerkt". Normaal gesproken worden de afbeeldingen bewerkt voordat de camera deze opslaat, dan krijg je JPEG bestanden. De camera past bewerkingen voor witbalans en belichtingen. In een RAW bestand kan je dus nog veel terugzetten zonder waliteitsverlies. Wel handig als je de witbalans niet goed hebt gezet. Alleen nemen RAW-bestanden veel ruimte op je kaart in beslag.

donderdag 29 november 2012

In de les: niveaus bewerken

Kijk hoe je in adobe elements de niveaus kan aapassen.
Ga naar verbeteren - belichting aanpassen en dan naar niveaus. Je ziet een grafiek met 3 driehoekjes eronder. 1 voor de lichte (witte) tonen, 1 voor de middentonen (grijzen) en 1 voor de donkere (zwarten) tonen. Schuif met de driehoekjes om het effect te zien. 

Als je een histogram wilt zien kan je ook via venster "histogram" aanvinken. Dan verschijnt de grafiek in beeld. Alsje vervolgens de niveaus gaat aanpassen zie je die histogram veranderen.

Je kan ook je eigen foto's erbij pakken. 





maandag 26 november 2012

adobe elements

We hebben deze les een geoefend met wat bewerkingen (contrast, zwart wit, kleur aanpassing) en het werken met "tools" binnen Adobe elements (vlekjes wegwerken, horizon rechtzetten).

Een overzicht van tools zit aan de linkerkant in het scherm. Door er met je muis overheen te gaan kan je lezen hoe de tools heten. Door erop te klikken kan je ermee gaan werken. Kijk naar de bovenste balk die. Daar kun je per tool nog meer keuzes maken. Denk bijvoorbeeld aan het formaat van de kwast waarmee je wilt gaan werken, die kan daar bepaald worden.

Zie hier links naar instructie video:

stempelen om vlekjes mee weg te werken:
(je kan bijvoorbeeld bij een vlekje in de lucht wegwerken met een stukje lucht erover te "clonen")

http://www.youtube.com/watch?v=heGmWhvd4-Y&feature=related


uitsnedes maken:

http://tv.adobe.com/watch/learn-photoshop-elements-10/use-crop-guides-for-better-composition/


zwart wit met kleur effect:
(selectie kan ook met een lasso gemaakt worden, kijk daarvoor bij je tools aan de linkerkant)

http://www.youtube.com/watch?v=NBp1flyeOr0&feature=related

Zie hieronder welke onderdelen we hebben behandeld:


 een overzicht van alle tools:


donderdag 22 november 2012

Foto's bewerken in de les

De volgende foto's gaan we bewerken in de les:


1. Bewerk de kleur van deze foto.
 


2. Bewerk de kleur van deze foto en zet de horizon recht. En werk aan het contrast.







3. Zet de horizon recht.

4. Zet deze foto om in zwart wit en werk aan het contrast.




5. Werk de vlekje weg in het beeld.



6. Vervang de kleur.

onbewerkt

bewerkt

7. Bewerk de kleur.

8. Combineer twee lichtopnames. Werk in lagen.



zaterdag 10 november 2012

Thuis opdracht 4 : contrast


Bespreking week 49


Als je gebruik maakt van een contrast in je foto zoals bijvoorbeeld een kleurcontrast (rode tomaat in een groene schaal) dan kan je de kleur versterken (dan wordt het rood nog roder in je foto).  Maak een foto waarin contrasten te zien is. Denk aan oranje herfstbladeren tegen een blauwe lucht of oude modderige bergschoenen naast rode naaldhakken.

Kies uit verschillende mogelijkheden.

Contrast in structuur
Glad-ruw

Contrast in kleur
Licht-donker
Warm-koud (gelige kleuren of blauwige kleuren)
Complementaire kleurcontrasten (blauw-oranje, rood-groen, geel-paars)

Contrast in Beeld/Onderwerp
Arm-rijk
Nieuw-oud
Etc.

Je kan in de omgeving op zoek gaan naar het gekozen contrast, maar je kan ook iets neerzetten waarbij je twee contrasten bij elkaar zoekt. Als je iets gaat neerzetten, probeer het dan wat spannender te maken dan bijvoorbeeld alleen naast elkaar te zetten. Kijk dan naar de compositie die je gebruikt. Of kijk naar de omgeving waarin je de twee contrasten kan laten zien.

Kies 5 mooie foto’s uit en neem die mee op een usb-stick of afgedrukt op 13-18cm (of groter)in week 49



Compositie


Compositie

Belangrijk voor een goede foto
In de eerste plaats is het verhaal, de inhoud van belang, maar vaak blijkt ook de sterke compositie de beeldopbouw bij te dragen tot het succes van de foto.

Het kader
Bij de fotografie speelt het kader een belangrijk rol. Als je door je beeldzoeker kijkt zie je de potentiële foto door je kader. Bij snel genomen actiefoto’s zoals straatfotografie, is het kader het podium waarop het beeld zich ontwikkelt. Als je door je camera kijkt naar de scène zijn de randen van het kader belangrijk. Ze omkaderen objecten en er ontstaat een interactie tussen beide.

Compositie en beeldopbouw
Compositie is een kwestie van ordenen van elementen binnen het kader.
Een fotograaf kan de beeldelementen, personen, voorwerpen vooraf op de door hem of haar uitgezochte plaatsen zetten. (enscenering). De fotograaf kan ook de camera net zo lang verplaatsen totdat de opbouw van het beeld, de compositie dus aan de verlangens voldoet.
Het gebeurt natuurlijk wel eens dat een opname bij toeval een sterke compositie bevat, maar meestal word een goede compositie echt gemaakt.
De twee belangrijkste basisprincipes zijn contrast en evenwicht.

Hoe maken we een goede compositie?

Eenvoud
Bij elke opname moeten we:
1.Eerst voor ons zelf uitmaken wat nu eigenlijk het hoofdmotief van de opname is, wat we eigenlijk willen fotograferen.
2.Dan proberen we dat hoofdmotief te isoleren, los te maken, het tegen een eenvoudige achtergrond te plaatsen. Een achtergrond die de aandacht van de beschouwer niet zal afleiden.

Regel-van-drie (gulden snede)
Plaatsing van het hoofdmotief in het beeldvlak gaat de regel-van-drie
Trek in gedachten in het beeldvlak twee staande en twee liggende lijnen, die het beeldvlak in drie gelijke delen verdelen (horizontaal en verticaal). Er ontstaan zo vier snijpunten. In veel gevallen zal plaatsing van het hoofdmotief op een van de vier punten, een sterke compositie geven.
Door deze compositie te gebruiken leidt je het oog van de kijker door de foto naar het hoofdonderwerp. Een foto wordt wat spannender en gebalanceerder.

Lijnen

Driehoek
De driehoek is een krachtige en gemakkelijk herkenbare vorm die voor stabiliteit zorgt in de foto, maar ook dynamiek. Dynamiek door de diagonale lijnen en stabiel door de basislijn. Een driehoek kan gebruikt worden als middel om orde te scheppen of om objecten te kunnen rangschikken. Foto’s die heel duidelijk moeten zijn vragen om een dergelijk ordening. In een visueel rommelig beeld kan er zo bijvoorbeeld orde worde geschept.

Diagonaal
Van alle lijnen is de diagonaal het meest dynamisch. Het kan activiteit suggereren en de blik duidelijk door het beeld leiden en de aandacht sturen.

Contrasten
Contrast benadrukt de verschillen tussen grafische elementen in een foto (toon, kleur, vorm). Twee contrasterende elementen versterken elkaar. Dit kan ook inhoudelijk zijn (jong en oud, modern en ouderwets, arm en rijk etc.)

Evenwicht
Evenwicht is de balans tussen de verschillende elementen. Als iets opzettelijk uit balans wordt gezet ontstaat er spanning. Of balans wenselijk is, is een belangrijke vraag die je daarbij moet stellen.

Insluiten
Door een bepaalde rand (natuurlijk door silhouet van bomen in de voorgrond) om het hoofdmotief te zetten kan je de aandacht sturen naar het hoofdmotief en creëer je rust in het beeld.

 diagonale compositie
 diagonale compositie + warm-koud contrast
 regel van drie
driehoekscompositie

Opdracht in de les

In deze les gaan we stillevens maken van voorwerpen waarin de volgende compositievormen verwerkt gaan worden:

-          diagonale compositie: maak een dynamische compositie met de objecten door de diagonale lijn erin te verwerken. Kijk of je dus de spullen zo kan ordenen dat ze één kant opwijzen.
-          regel van 3: Probeer het belangrijkste object in je stilleven zo in beeld te plaatsen dat het object op één van de vier snijpunten valt.
-          contrasten: kijk goed naar het materiaal van je objecten en probeer objecten naast elkaar te zetten die in structuur of in kleur met elkaar contrasteren.
Denk aan complementair kleurcontrast (rood-groen, blauw-oranje of geel-paars)
Bij het benadrukken van structuurverschillen  let dan op hoe je het licht gebruikt (zoek welke lichtrichting de structuur benadrukt)
-          met portretten hebben we het over omlijsting of insluiting gehad, probeer dat te verwerken in je stilleven. Je kan bijvoorbeeld door objecten heen fotograferen.





Thuis opdracht 3 : Het portret


Bespreking week 46

“Een portret is een afbeelding van een persoon. Daarin zitten veel kenmerken en eigenschappen van die persoon in verwerkt maar ook heel veel eigen visie van
de fotograaf en dat is ook juist de creativiteit. Een portret is altijd voor een deel de persoon die je portretteert maar ook veel van jezelf. Wat vindt je van die persoon? Hoe ken je die persoon? Wat weet je over die persoon? Wat vindt je wel en niet passen bij die persoon?

We maken een portret van een familielid (of iemand die je redelijk goed kent). Wat is dat voor een persoon? Kun je iets van de persoonlijkheid in het beeld leggen? Wat doet ‘ie’ voor de kost? Hoe gaat hij of zij met het leven om? Is het een zachtaardig iemand of ken je hem als een somber iemand? Geeft hij veel om anderen? Is hij erg levendig, staat hij midden in het leven? Of zie je hem nooit? Wat voor standpunt heb je zelf en hoe zou je dat in beeld brengen?

Je kunt de dingen sturen door:
- je eigen camera standpunt (hoog, laag, wat komt in beeld, wat niet?)
- je kunt de persoon iets in zijn handen geven wat veel over hem vertelt (Een goede kennis
met zijn hond of een vriend met zijn favoriete of mooiste hobbytrein, etc. Maar ook een trotse
vader met een kind, 2 kinderen met elkaar, een koppel, etc.)
- je kunt een zacht (daglicht bij een raam) of een hard licht (een lamp of zonlicht) kiezen, een heel lichte of donkere achtergrond.
- je kunt hem binnen in een warme en omhullende omgeving neerzetten of buiten in de koude wind op het strand. In het bos, springend, in de regen met een paraplu. Alles mag, maar het moet iets bijdagen aan wat je wilt uitdrukken over zijn (of haar) persoonlijkheid.
Het is jóuw schilderij. Jóuw beeld. Jóuw foto over hem (of haar).
Het moet wel echt een portret zijn. Je moet aan de foto kunnen zien dat hij of zij het onderwerp is en dat je iets wil vertellen over hoe je die persoon beleeft, niet zomaar een foto waar hij of zij toevallig ook op staat.

Maak eerst een plan. Wat wil je gaan doen? Wat vind je bij je persoon passen? Het kan erg
raadzaam zijn om je eens te verdiepen in werk van andere portretfotografen en te bladeren hoe andere (bekende) fotografen dat doen. Denk aan Stephan Vanfleteren, Anton Corbijn of Patricia Steur.

Let op de volgende dingen:
- Er mag niets in beeld komen waar niet bewust voor gekozen is. Jij bent de “schilder” van je beeld.
- Let op je hele beeld. Staat het scheef? Is dat bewust? Zo niet zet het dan recht.
- Kijk niet naar de werkelijkheid om vervolgens dan een foto te maken, kijk door je camera naar de foto, is het helemaal wat je wilt?
- Denk aan de scherptediepte in je beeld, veel of weinig? Waarom?
- Probeer de foto zonder de flits te maken
- Noteer wat je doet en onthoud of noteer vooral waarom je het doet. (denk aan diafragma keuze, waar heb je nog meer op gelet in je beeld)
- Kies de beste uit en werk deze netjes af, op A4, inclusief witrand naar eigen keuze.
- Neem de rest van de foto’s op een contactvel mee.
- Laat de foto afdrukken of print je keuzefoto op je eigen printer. Zet deze dan mooi in het vlak en kader hem (besteed aandacht aan het printen, zorg dat je het beste uit je printer haalt).


 Stephan Vanfleteren

Patricia Steur

woensdag 24 oktober 2012

Meenemen in les 6

In deze les gaan we het over portretten hebben.

Voor de foto van de week vraag ik jullie dit keer op zoek te gaan naar een portretfoto die je zelf weleens hebt gemaakt en die goed gelukt vond.

We gaan ook zelf fotograferen dus neem je camera mee!

woensdag 10 oktober 2012

Les 4 Sluitertijd


SLUITERTIJD

Sluitertijd is de tijdsduur van de opname. Hoe langer deze is, hoe meer licht er op de lichtgevoelige chip of film terechtkomt.
Zit het diafragma bij de meeste camera's in de lens gebouwd, de sluiter bevindt zich in de body. Je kunt hem zien als je de lens er af haalt, of wanneer er geen film in de camera zit kun je de achterwand open doen. Op het moment dat de foto zelf gemaakt moet worden wordt de spiegel omgeklapt voor de tijdsduur van de ingestelde sluitertijd, en vervolgens klapt deze weer terug. Dat is het typische klik-klak geluid wat je hoort.

De sluitertijd wordt uitgedrukt in seconden of delen van een seconde. Voorbeelden van sluitertijden: 1/1000, 1/500, 1/250, 1/125, 1/60, 1/30, 1/15, 1/8, 1/4, 1/2, 1, 2, 4 en 8 seconden. Hoe langer de sluiter geopend is, hoe meer kans op een foto die onscherp wordt door de beweging van de fotograaf (bewegingsonscherpte). Bij een langere sluitertijd kan eventueel gebruik gemaakt worden van een statief. Een actiefoto met een korte sluitingstijd zorgt voor het "bevriezen" van het bewegende onderwerp.
De sluitertijd bepaalt dus niet alleen de duur van de belichting, maar heeft ook een belangrijke invloed op het beeld. Als je iets met een snelle sluitertijd fotografeert staat alles in beeld stil. Ook een snelrijdende race-auto. (Die er dan uitziet of hij geparkeerd staat.)

“Tijd verstrijkt of tijd bevriest”
Probeer dit eens s'avonds buiten.

·        Je zet je camera op de T of TV stand, waarin je de sluitertijd kan bepalen en de diafragma automatisch mee veranderd.
·        Ga ervan uit dat met een sluitertijd van 1/60 kan je meestal vanuit de hand iets stilstaand fotograferen, behalve als het voorwerp wat je fotografeert zeer snel beweegt.
·        We gaan verschillende manieren van beweging in de foto proberen vast te leggen.
-          op een statief een bewegend voorwerp fotograferen
-          meebewegen met een bewegend voorwerp
-          zelf bewegen met je camera terwijl de sluiter open staat (bijvoorbeeld op 1”= 1 seconde)
-          inzoomen of uitzoomen terwijl je sluiter open staat
 nachtfotografie met een lange sluitertijd en een statief
 met een korte sluitertijd een beweging bevriezen
 overdag met een statief beweging fotograferen met een lange sluitertijd
 meebewegen
 de camera zelf bewegen
 met flits een beweging fotograferen



Probeer dit ook met daglicht:
·        Kies een bewegend voorwerp: dit kan een persoon zijn die een bepaalde beweging maakt, een dier in beweging of een machine (bijv. auto).
·        Maak één foto waarin de bewegingen van het object bevroren zijn door een korte sluitertijd te gebruiken (1/125 of hoger), en vervolgens verschillende foto’s waarin juist de beweging is te zien door een langere sluitertijd. Ook kun je met een object mee bewegen, waardoor het object als het ware stilstaat in een bewegende achtergrond.
·        Kies één foto waarin de bewegingssuggestie het duidelijkst naar voren komt
·        Belangrijke criteria zijn dat er een bepaalde dynamiek in de foto zit en dat de beweging in de foto een toegevoegde waarde heeft.
·        Druk de gekozen foto af, of laat deze afdrukken op een formaat van 20x30 cm.  Maak van de overige beelden een contactvel met maximaal 12 foto’s.
Mocht dit nog niet lukken zet je de foto’s op een USB-stickje

donderdag 4 oktober 2012

Thuis opdracht 2 Details met diafragma


Foto opdracht 2                                                                                                      Details

Bespreking week 41

Probeer in je foto de aandacht te sturen door scherp te stellen op een bepaald detail. Daar waar het scherp is gaat het oog naartoe. Teveel afleiding in de achtergrond kan door onscherpte weggehaald worden.

De eenvoudigste details leveren vaak ideale stillevens op. Als je iets kleins ziet, een voorwerp of maar een onderdeel daarvan, en daarop scherpstelt dan stuur je de aandacht van de kijker naar dat bijzondere detail. Je verheft het, isoleert het van de achtergrond en accentueert de verfijnde en subtiele details. 

·        Lees nog even de theorie van het diafragma door.
·        Bekijk voorbeelden van scherptediepte
·        Kies een onderwerp of plek uit. Zoals bijvoorbeeld het bos, de tuin of de straat .
Zoek in deze omgeving bijzondere details die je in beeld gaat brengen. Kijk of je er menselijks eigenschappen bij kan bedenken. Dat klinkt misschien vaag, maar het kan je foto net iets meer diepgang geven en je op een andere manier laten kijken naar je omgeving. Denk aan een verlegen ontluikende bloem of een groepje stekelige kastanjes.
·        Kies een standpunt waardoor er diepte te zien is. Ga daarvoor dicht op het object staan wat je wilt fotograferen om de diepte te vergroten. Kies daarbij een laag diafragma getal om veel onscherpte in de achtergrond te krijgen.
·        Kies de foto’s waar de scherptediepte het beste bij het onderwerp past en druk deze af op A4 formaat (20-30cm)
·        Neem ze mee op 11 oktober














De volgende les week 40

  Neem je camera mee met een opgeladen batterij en statief mee. Neem ook een foto mee waar volgens jou beweging in zit.